Het Hof erkent dat de vrouw wel degelijk recht had op het combineren van haar weduwepensioen met haar ouderdomspensioen, aangezien dit was toegestaan op grond van artikel 220 van de Algemene Wet Sociale Zekerheid, omdat zij aantoonde dat zij het slachtoffer was van gendergeweld.
Een vrouw heeft van het Hooggerechtshof van Baskenland het recht gekregen om haar ouderdomspensioen te combineren met haar weduwepensioen, waardoor haar pensioen met 520,99 euro per maand wordt verhoogd, nadat de sociale zekerheid haar het weduwepensioen had geweigerd omdat dit onverenigbaar was met het ouderdomspensioen. Het Hooggerechtshof legt uit dat in gevallen van gendergeweld beide pensioenen verenigbaar zijn op grond van artikel 220 van de Algemene Wet Sociale Zekerheid
. Esther vroeg het weduwepensioen aan na het overlijden van haar ex-man en de sociale zekerheid keurde dit goed en kende haar 52% van de regulerende basis van 1.713,30 euro toe, maar “zonder economische gevolgen, aangezien deze onverenigbaar was met het ouderdomspensioen dat zij sinds 01/08/2013 ontving, aangezien dit laatste hoger was”.Een vrouw verliest haar weduwepensioen omdat ze het niet kan ontvangen naast haar ouderdomspensioen, aangezien deze onverenigbaar zijn vanwege een echtscheiding vóór 2008: de rechter bekrachtigt de beslissing van de sociale zekerheid.Gepensioneerden ouder dan 80 jaar spreken zich duidelijk uit: “Ik had graag gestudeerd, maar gezien de omstandigheden van het leven en de tijd, waarom zouden wij vrouwen studeren?”
Om deze onverenigbaarheid te rechtvaardigen, zei de sociale zekerheid dat dit te wijten was aan de 13e overgangsbepaling van de Algemene Wet Sociale Zekerheid, waarin wordt uitgelegd dat er geen recht op een weduwepensioen bestaat als er al een ander overheidspensioen wordt ontvangen.
Ze had wel recht op twee pensioenen tegelijk
Omdat haar klacht niet werd gehonoreerd, besloot de vrouw naar de rechter te stappen. In juli 2024 wees de sociale rechtbank nr. 7 van Bilbao haar vordering af, dat wil zeggen dat zij haar geen gelijk gaf, omdat zij van mening was dat er geen bewijs was van gendergerelateerd geweld en dat de onverenigbaarheid dus bleef bestaan. De rechter legde uit dat “zowel de aangifte wegens mishandeling als de scheiding tussen de echtgenoten niet aantoonden dat er daadwerkelijk sprake was van een situatie die wijst op huiselijk geweld”.
De weduwe was nog steeds niet tevreden en besloot daarom naar het Hooggerechtshof van Baskenland te stappen, waar haar ditmaal wel gelijk werd gegeven. De kamer legde uit dat er wel degelijk voldoende bewijs was om aan te tonen dat zij het slachtoffer was geweest van huiselijk geweld, waarbij zij eraan herinnerde dat “op grond van artikel 220.1 van de Algemene Wet Sociale Zekerheid, huiselijk geweld kan worden aangetoond met elk wettelijk toegestaan bewijsmiddel. In ons geval is er voldoende bewijs van een samenwoning waarin sprake was van agressie, en eveneens van een verbreking van de band, aanvankelijk door scheiding en vervolgens door echtscheiding”.
Daarom heeft de rechtbank het vonnis in eerste aanleg vernietigd en verklaard dat Esther wel degelijk recht had op een weduwepensioen naast haar ouderdomspensioen, en haar een bedrag van 520,99 euro per maand toegekend in 14 termijnen, te delen met de andere weduwe van de overledene.
Onverenigbaarheid tussen weduwepensioen en ouderdomspensioen
In dit vonnis was het van cruciaal belang om te bepalen wanneer het weduwepensioen en het ouderdomspensioen onverenigbaar zijn. De sociale zekerheid had overgangsbepaling 13 van de LGSS toegepast, die nog steeds van kracht is en vereist dat men geen ander openbaar pensioen heeft om aanspraak te kunnen maken op een weduwepensioen in de uitzonderlijke gevallen die daarin worden geregeld. Op basis van die regel was de INSS van mening dat Esther geen weduwepensioen kon ontvangen omdat zij al een ouderdomspensioen ontving.
Het Hooggerechtshof heeft deze interpretatie echter gecorrigeerd. Het verklaarde dat in gevallen van gendergeweld de uitzondering van artikel 220 LGSS voorrang heeft. De kamer benadrukte dat “het toekennen van een nabestaandenuitkering op grond van artikel 220 LGSS, zoals gevorderd door de eiseres, toelaatbaar is. En dat houdt in dat het recht op toegang tot de uitkering via de aangevraagde weg wordt toegekend“.
Esther heeft dus wel degelijk recht op een combinatie van het ouderdomspensioen en het weduwepensioen, zij het met de nodige regularisatie met betrekking tot de aanvulling tot het minimum.